Nog ééntje dan. Omdat er mensen zijn die het gratis tijdschrift over reizen voor studenten Join Magazine niet lezen (een gemis in je leven), post ik hier mijn column over Curaçao dat in het zomernummer van Join is geplaatst.
Curaçao Tekst: Jolijn van Harten
Partyeiland
Blauwe zee, witte stranden, altijd zon en altijd feest. Dat is Curaçao. Tenminste, dat is waarom Nederlandse studenten graag stage lopen op Curaçao. Mijn klasgenoot en ik vertrokken met koffers vol zomerse jurkjes, slippers en zonnebrillen naar een van de warmste plekjes in het Koninkrijk der Nederlanden.
Elk jaar zoeken bijna duizend Nederlandse stagiairs tijdelijk onderdak op Curaçao. Er is een ware studentenhuizenmarkt ontstaan. Wil je een roze, wit, geel of blauw huis? Het kan allemaal. Wij kozen een geel huis in Saliña, op loopafstand van het centrum van Willemstad. Als de wind onze richting uitstond, hoorden we de Pontjesbrug (bekend van de ansichtkaart) rinkelen.
Het leek ons de perfecte plek om te wonen. Tot we aankwamen. “Niet echt veilig”, concludeerde mijn stagebegeleider toen hij het adres hoorde. Onze nieuwe huisbaas drukte ons een sleutelbos in handen waar mijn Nederlandse sleutelhanger met drie sleutels (inclusief die van mijn fiets) bij in het niet viel. Ons nieuwe onderkomen had zes sloten en een alarmcode. “Voor de buren moet je uitkijken, die komen uit de Dominicaanse Republiek, #jeweetwel.”
Huisgenoten
We hadden interessante huisgenoten. Huisgenoot nummer één nam na drie dagen de benen. Iets met drugs, ruzie en verloren huissleutels. Huisgenoot twee nam elke nacht een andere neukneger mee naar huis. Huisgenoot nummer drie haatte het eiland. Haatte haar stage. Haatte het weer. Haatte het huis. Maar zelf hield ze vol dat het eiland háár haatte.
Dus deden wij ons eigen ding. Zoals iedereen op het eiland eigenlijk. Integreren in de Curaçaose cultuur bleek lastiger dan gedacht. Al gauw shopten we met mede-Nederlanders bij de enige Albert Heijn op het eiland. We bezochten Nederlandse feestjes op Mambo Beach. In mijn gehuurde Suzuki Samurai crosste ik het eiland over zonder dat ik een woord Papiaments kon spreken.
Going local
Toch probeerden wij ons nog redelijk te integreren met de ‘locals’. We gingen bij onze leuke overbuurjongen op de veranda zitten, en dan vertelde hij alle buurtroddels. “Zien jullie die man die nu komt aanlopen? Straks keert hij met gevulde zakken huiswaarts.” En ja hoor, nog geen half later kwam hij weer voorbij. Met een grote ventilator onder zijn oksel. De steel van een koekenpan en een theedoek staken uit zijn tas. Gehaald bij iemand die zijn achterdeur open had laten staan. “Kopen? Maar vijftien gulden.”
Misschien was hij wel degene die ’s nachts, door de tralies heen, ons messenblok uit de keuken jatte. Drie maanden zaten we in Saliña ‘gevangen’ in ons gele huis. Maar ach, 250 euro voor een ruim appartement met balkon op het prachtige Curaçao is niet gek. Voor de deur onze hippe huurauto, om naar prachtfeestjes en prachtstranden te karren. O, en naar stage.